Meneer en mevrouw Pieters leren om samen op te voeden
Meneer Pieters*) is een lange rustige man, geboren in Antwerpen. Mevrouw Pieters is klein, een beetje mollig, levendig pratend en afkomstig uit Amsterdam. Zíjn zwijgen nodigt háár uit om het woord te nemen. Meneer houdt van orde, mevrouw van gezellige drukte. Hun karakters lijken bijna tegengesteld aan elkaar. Dat is lastig bij het opvoeden van hun zoon Bert. Bert is negen jaar en luistert de laatste tijd slechter naar hen. Hij doet vaker zijn eigen zin.
“Ik zei Bert gisteravond dat hij zijn kamer moest opruimen”, zegt vader tegen moeder, “want het was een rotzooi! En dan kom jij een kwartier later en zegt hem dat hij dat níet hoeft. Geen wonder, dat hij steeds ongehoorzamer wordt!” Mevrouw Pieters kijkt haar man verontwaardigd aan: “Ja, maar ik wil niet zo’n ‘Pietje Precies’ zijn als jij. En Bert hoeft dat voor mij ook niet te worden. Jij máákt Bert zo ongehoorzaam door hem steeds op zijn nek te zitten.”
Op één lijn komen
Meneer en mevrouw Pieters hebben vaag het idee dat ze als echtgenoten op één lijn moeten komen. Allebei proberen ze de ander over te halen om het op hún manier te doen. Daar lopen ze in vast. Op mijn verzoek vertelt vader iets over zijn eigen opvoeding: “Ik ben enig kind en ging mijn eigen gang. Mijn ouders moedigden dit aan”. “En hoe aten ze vroeger bij u thuis een gekookt eitje?”, vraag ik onverwacht. Ongelovig kijkt hij me aan. “Nou, eens kijken, gewoon aan het einde van de maaltijd leeg lepelen, geloof ik.” Moeder springt er direct op in: “Bij ons ging het vroeger heel anders. Ik ben de oudste van vier kinderen en omdat mijn moeder ziekelijk was moest ik veel op mijn zusje en broertjes passen. Wij aten ons eitje héél anders. Een boterham smeren en in kleine stukjes snijden. En dan neem je een hapje ei met een stukje brood.”
Eitje eten
Ik vertel dat ouders vaak denken dat hun eigen manier van doen de enige juiste is: “Iedereen denkt bijvoorbeeld dat zijn manier om een eitje te eten de enige normale is. Maar het helpt niet als je elkaar probeert te overtuigen en te veranderen”. Ik zie ze allebei knikken en vervolg: “Hoe je kinderen opvoedt, heeft alles te maken met de opvoeding die jij zelf hebt gehad. Als ik jullie kritiek hoor geven op elkaars manier van opvoeden, klinkt dat als gauw als: ‘jij bent zélf niet goed opgevoed’. Dat wil niemand graag horen. Respecteer elkaars achtergrond en probeer de ander niet jouw manier van opvoeden op te dringen. Kijk samen wanneer de aanpak van meneer het beste is en wanneer die van mevrouw. Iedereen heeft zijn eigen sterke kanten als opvoeder.”
Nagepraat
De volgende keer vertellen meneer en mevrouw dat ze er thuis over nagepraat hebben. Ze hebben afgesproken dat moeder erop toeziet dat Bert regelmatig zijn kamer opruimt. Vader zal zich daar niet mee bemoeien, dat werkt het best. Maar als Bert wegens ongehoorzaamheid uit de klas is gestuurd, dan zal hij eerst met de meester praten en daarna met vader. Daar is vader weer beter in.
Aan het eind van het gesprek vraag ik hoe Bert zijn eitje mag eten. Op zíjn manier, of op háár manier?. Meneer Pieters antwoordt: “Je zult het geloven of niet, maar Bert eet zijn eitje alleen hardgekookt, op brood met een dotje ketchup. Hij liever dan ik!”.